Nola en ik rijden op de fiets van school naar huis. Als we langs een plas water rijden, roept Nola uit: “Kijk, de babyzwaan!” Laatst claimde ze die ook al te zien, net als nu was er toen in geen velden of wegen een zwaan te bekennen.
“Ah! Bedoel je die vogel?” vraag ik, wijzend in de richting van de enige vogel die ik zie.
“Ja!”
“Nola!” verzucht ik. “Dat is een meeuw…”
Gelukkig wil ze dierenarts worden.