Eerder gepubliceerd op DIERENBESCHERMING.
Het nieuws werd in vijftig woorden afgedaan, rechtsonder op een binnenpagina van de krant: ‘Vier paarden dood na race in Engeland’. Marrel, Divex, Nut Hand en Miss Giboa, las ik, raakten tijdens drie hindernisraces in het Engelse Witherby zo zwaar gewond dat de dierenartsen moesten besluiten ze te laten inslapen. Ik zag meteen een link naar het wetsvoorstel Wet dieren, dat na het herfstreces verder zal worden behandeld in de Tweede Kamer.
In dat voorstel wordt het gebruik van dieren in wedstrijdverband volledig gedereguleerd. Ook nu is de wetgeving op dat gebied ontoereikend, maar is er in elk geval nog sprake van een ‘Nee, tenzij’-situatie. Daarbij wordt er van uitgegaan dat het gebruik van dieren in wedstrijden niet is toegestaan, tenzij er aan bijvoorbeeld overheidsregels ten aanzien van dierenwelzijn wordt voldaan. Helaas is deze wetgeving in de praktijk een dode letter, omdat het papier achter ‘Nee, tenzij’ altijd maagdelijk wit is gebleven.
Paardensportbonden
De Wet Dieren doet daar een schepje bovenop door van die dode letter het wettelijke uitgangspunt te maken: er wordt gedereguleerd. Dieren mogen voortaan in wedstrijdverband worden ingezet, mits er aan regels ten aanzien van dierenwelzijn wordt voldaan. Maar wie stelt die regels op? Juist. De sector zelf. In het geval van de paardenraces mogen de paardensportbonden, zoals de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS), zelf bepalen wanneer het welzijn van een paard is gegarandeerd.
Nu ga ik er van uit dat de paardensportbonden gebaat zijn bij een goed imago, waarin ook een zekere mate van diervriendelijkheid een rol speelt. Zij zullen dus willen voorkomen dat wedstrijdpaarden worden misbruikt op een manier die in de samenleving algemeen als onacceptabel wordt beschouwd. Daarmee lijkt een minimale bescherming van het welzijn van wedstrijdpaarden gewaarborgd. In mijn ogen is zelfregulering echter onvoldoende. En daarvoor neem ik de huidige situatie in Australië als voorbeeld.
Zweep
In dat land is het welzijn van racepaarden in handen van de Australian Racing Board, die in het leven is geroepen door de verenigde paardenraceorganisaties. Dit orgaan heeft per 1 augustus 2009 regels uitgevaardigd waaraan jockeys moeten voldoen tijdens wedstrijden. Zo mag een paard in een race niet meer een ongelimiteerd aantal keren worden aangespoord met een zweep. In de nieuwe regelgeving mag dat acht keer: vijf keer tot tweehonderd meter voor de finish, drie keer daarna.
En ja, acht keer met een zweep slaan is minder dan veertig keer, zoals tot de invoering van deze limiet niet ongebruikelijk was. Maar het is wel acht keer meer dan een paard wil. Deregulering werkt niet, omdat toezichthouders vanuit de sector de wenselijkheid van dieren in wedstrijden nimmer aan de kaak zullen stellen. Ik pleit er dan ook voor om de voorgestelde deregulering in Nederland niet in te voeren. Liever zie ik dat het papier achter het huidige ‘Nee, tenzij’-uitgangspunt van inkt wordt voorzien.