Opdracht: schrijf een verhaaltje zonder bijvoeglijke naamwoorden. Vijftien regels, vijftien zinnen. Maximaal honderd woorden. Titel: “Het gekke mannetje”. En ja, daar zit een bijvoeglijk naamwoord in.
1. “Het is voorbij tussen ons!”, briest het mannetje.
2. Zijn ex knippert niet eens met haar ogen.
3. Met zijn woorden is niet zij maar hij gedumpt.
4. “Hoe kon ik zo stom zijn?”, vraagt hij zich af.
5. Hij – die haar liefheeft – slaat zich voor het hoofd.
6. Zij heeft gewonnen.
7. Door boven hem te staan.
8. Door hem te laten voelen wie de baas is.
9. Door hem te laten zeggen wat zij graag wilde horen.
10. Zo gaat dat tussen man en vrouw, beseft hij.
11. Tranen biggelen over zijn wangen.
12. Zijn haar verschiet van kleur.
13. Stoom walmt uit zijn mond.
14. Het mannetje zijgt ineen.
15. De liefde heeft hem gek gemaakt.